“Echt niet!” roept m’n zoontje van drie vol overtuiging. Hij kijkt me met boze ogen aan, de eigenwijsheid spat er vanaf. Hij kan best zelf z’n vlees in stukken snijden. De reactie op m’n vraag of ik hem even zal helpen is overduidelijk. Ik leun achterover in m’n stoel en kijk uit m’n ooghoeken hoe hij worstelt. Met z’n peutermesje valt het niet mee om het vlees te snijden. Dat kan ik hem haarfijn uitleggen, maar luisteren doet hij toch niet. Maar nu hij zelf aan de slag moet, verandert z’n mening snel. Zwetend probeert hij stukjes van z’n vlees af te krijgen, terwijl ik alvast kauw op mijn eigen lekkere hapje. Dan kijkt hij me aan en geeft het op: “Wil je helpen?”
Klantgericht werken in het DNA krijgen
Als ik met het management team plannen maak voor de implementatie van klantgericht werken in een grote organisatie, moet ik aan m’n zoontje denken. Deze organisatie worstelt met een grote uitdaging. Het gaat niet goed, klanten lopen weg en zijn massaal ontevreden. Het moet beter, het kan beter! Maar hoe krijg je ‘de medewerkers’ daarvan overtuigd? De plannen vliegen over de tafel bij het MT. Hogere betrokkenheid, extra trainingen, motivatieprogramma’s. Oplossingen genoeg. Maar ik schud m’n hoofd. Een motivatieprogramma om ‘klantgericht werken in het DNA van onze medewerkers te krijgen’? Dat gaat hier niet werken!
Lees meer