Langzaam draaien m’n pedalen in het rond. Ik voel de brandende zon in m’n rug prikken en zie de weg voor me omhoog lopen. Steeds verder omhoog. Aan m’n rechterhand zie ik de vallei, met kleine huisjes in de diepte. Uit m’n ooghoek zie ik een autowrak in de diepte liggen. Een afdankertje, of een fatale rit? Ik wil er niet over nadenken en zwoeg verder. Omhoog, tegen de heuvel op.
Dan hoor ik het hoge stemmetje van m’n zoontje vanaf het achterzitje: “Is het zwaar, mama?” vraagt hij omdat hij me hoort steunen. “Ja, best wel”, zeg ik. M’n zoontje is duidelijk onder de indruk van de rit. Hij vind het mooi, maar ook spannend. “Is het nog ver?” is z’n volgende vraag. “Dat weet ik niet”, antwoord ik naar waarheid. De weg loopt nog ver door, maar ik denk dat we nu bijna bij de top van de berg zijn. “Moeten we helemaal naar boven?” wil hij weten. “Nee hoor, als we geen zin meer hebben kunnen we omdraaien en weer naar beneden fietsen” antwoord ik. Daarvan is hij even stil. Ik spaar m’n adem en zwoeg verder tegen de heuvel op. Het uitzicht is adembenemend, maar helaas de steile helling ook. Toch zijn we al een heel eind gevorderd, ik schat dat we de helling voor zo’n 80% hebben bedwongen.
Dan hoor ik het stemmetje van m’n zoontje weer: “We kunnen ook omdraaien, mama. Dan gaan we lekker terug naar papa naar de camping. Misschien heeft hij het eten al wel klaar.” Wat een verleidelijk perspectief! Ik kan inderdaad nu omdraaien. Lekker kilometers naar beneden rijden en aanschuiven bij het eten. Ik stop om de kaart te raadplegen. Als ik de weg vervolg, is het nog kilometers fietsen. De top van de berg is waarschijnlijk niet meer ver, maar het is nog een aardig eindje naar de camping. Als we nu draaien, zijn we snel weer terug. Ik kijk peinzend door de vallei en deel een paar slokken water met m’n zoontje. Wat zullen we doen?
Dan neem ik het besluit. Ik draai m’n fiets over de weg en plots is het zwoegen voorbij. We zweven omlaag, langs de weg die ik met zoveel moeite heb bedwongen. Het is indrukwekkend ver, maar voordat ik het weet staan we weer onderaan de heuvel in de vallei. Het is nog een paar honderd meter en dan kunnen we een verfrissende duik in het zwembad van de camping nemen. Ik kijk nog eens om, naar de top en zie hoe hoog we waren. Dan overvalt me de teleurstelling. We hebben opgegeven. We waren er bijna. Ik baal!
De heuvel torent nu onneembaar boven me uit. Opnieuw beginnen is geen optie. Een volgende keer bestaat niet, want morgen reizen we door. De heuvel was de uitdaging van vandaag, het was nu-of-nooit. We waren er bijna, hadden bijna de top bereikt. Maar zijn toch gezwicht. Voor de verleiding van een makkelijke rit, een snelle thuiskomst.
Dan bedenk ik me dat het in m’n werk soms net zo gaat. Een nieuwe uitdaging, een lastig traject, de grote heuvels tijdens m’n werk. Vaak heb ik er lol in, weet ik van geen ophouden. Maar soms zoek ik de gemakkelijkste weg. Ben ik lui. Ga ik de top uit de weg. Stel ik mezelf tevreden met ‘gewoon een gezellig tochtje’, terwijl ik ook die ultieme top had kunnen halen. Het fietstochtje met m’n zoontje wordt plots meer dan een gezellig ritje. Het wordt illustratief voor een levenshouding. Uitdagingen vind ik leuk, maar hoe diep wil ik gaan als het echt lastig wordt? Hoe vaak ben ik al gekeerd terwijl ik bijna de top had gehaald?
Toch heeft de rit van vandaag een positieve kant. Ik heb niet alleen de nederlaag van de heuvel geleden, maar ook een les geleerd. Een levensles die ik nooit meer vergeet. De andere kant van de heuvel? Die laat ik nooit meer aan me voorbij gaan. Ook als het lastig is, als ik geen zin meer heb, als opgeven een verleidelijk perspectief is. Juist dan trap ik voortaan door.
Ellen de Lange-Ros (@EllenFaxion) zegt
De andere kant van de heuvel http://t.co/B6hkgn5Y #uithetarchief
Ellen de Lange-Ros (@EllenFaxion) zegt
@MartKok Ha, dat kun je dan hier lezen: http://t.co/EB5U4aHo Heb ik in die zomer geschreven. Besefte dat ik niet wil opgeven en ging door