Er was eens een slimme zelfstandige professional. Iedereen die met haar werkte hield veel van haar, maar haar opdrachtgevers wel het allermeest. Ze wisten eenvoudig niet wat ze de dame allemaal zou willen geven als loon voor haar goede werk. Op een keer gaf een opdrachtgever haar een prachtig rode jasje, omdat ze zo blij waren met haar. Omdat het jasje haar zo goed stond en ze nooit meer iets anders droeg, noemde men haar Roodjasje.
Op een dag zei haar intuïtie: “Kom Roodjasje, hier heb je een goed idee en inspiratie. Breng dat eens naar Opdrachtgever. Zijn organisatie is zwak en ziek. Het zal hem goed doen. Ga erheen voordat ze failliet zijn. En als je op weg bent, loop dan netjes en ga niet van het pad af. Want anders raak je je inspiratie en goede idee nog kwijt en dan heeft Opdrachtgever niets.”
“Ik zal goed oppassen”, zei Roodjasje tegen haar intuïtie en ze ging op pad.
“En als je op weg bent, loop dan netjes en ga niet van het pad af.”
Opdrachtgever woonde buiten het dorp in de grote stad, een half uur van het huis van Roodjasje vandaan. Toen Roodjasje in de stad was gekomen, kwam ze de Hebzucht tegen. Maar Roodjasje wist niet dat het een gevaarlijk dier was en bang was ze al helemaal niet.
“Goedendag Roodjasje”, zei hij.
“Dag Hebzucht”
“En waar ga je zo vroeg naar toe, Roodjasje?”
“Naar Opdrachtgever, Hebzucht.”
“En wat heb je daar onder je jasje?”
“Een goed idee en inspiratie. Die kreeg ik vanochtend. Opdrachtgever is zwak en ziek. Hiermee kan hij op krachten komen.”
“Zeg Roodjasje, waar woont je Opdrachtgever dan?”
“Nog ruim een kwartier verder rijden de stad in. Bij de drie grote kantoortorens is zijn kantoor. En daar beneden is de parkeergarage. Je kent het vast wel”, zei Roodjasje.
Hebzucht dacht bij zichzelf:
“Die jonge zelfstandige is een heerlijk hapje, dat zal nog beter smaken dan die taaie Opdrachtgever. Als je slim te werk gaat, kan je ze allebei pakken!” Hij bleef nog een poosje met Roodjasje meerijden en zei: “Kijk Roodjasje, wat een gezellige lunchrooms overal. Waarom kijk je niet wat om je heen? En heb je wel in de gaten hoe heerlijk de bonbons daar zijn? Jij rijdt maar recht toe recht aan, alsof je snel naar je werk moet. En dat terwijl het hier vandaag zo verrukkelijk is.”
“Jij rijdt maar recht toe recht aan, alsof je snel naar je werk moet. En dat terwijl het hier vandaag zo verrukkelijk is.”
Roodjasje keek eens rond en toen ze zag hoe de mensen door de stad zwierven en hoeveel mooie cafeetjes er overal stonden, dacht ze: ‘Als ik voor Opdrachtgever een paar bonbons meebreng, zal hij dat heerlijk vinden. Het is nog zo vroeg, dat ik toch wel op tijd kom’. Ze ging van de weg af een lunchroom binnen, om lekkere bonbons te kopen. Telkens als ze een cafeetje zag, dacht ze dat er verderop nog een betere stond en zo raakte ze steeds dieper de stad in.
Maar Hebzucht ging recht toe rechtaan naar het kantoor van Opdrachtgever en klopte daar aan de deur.
“Wie is daar?” Vroeg de portier van Opdrachtgever.
“Ik ben Roodjasje, met een goed idee en inspiratie. Doe het toegangshekje maar voor me open”.
“Wandelt u maar door”, zei de portier. “Uw gastheer is druk en zit in vergadering, hij kan u niet ophalen”. Hebzucht wandelde door het toegangshekje. Zonder één woord te zeggen liep hij de lift in, wandelde naar boven, sleurde Opdrachtgever uit zijn kantoor en at hem op. Toen trok hij zijn kleren aan, ging zitten in zijn kantoor en schoof achter zijn computer.
Roodjasje had ondertussen een heleboel bonbons gekocht. Toen ze haar handen vol had, dacht ze weer aan Opdrachtgever en ging ze op weg naar zijn kantoor. Ze was verbaasd dat het toegangshek openstond en toen de gang van Opdrachtgever opwandelde vond ze het er zo vreemd dat ze dacht: ‘Wat is het hier griezelig vandaag. Terwijl ik hier anders zo graag kom’. Ze riep:
“Goedemorgen”, maar er kwam geen antwoord. Toen liep ze naar zijn kantoor en deed de deur open. Daar zat Opdrachtgever, met zijn gezicht weggedoken achter zijn computer. Hij zag er erg vreemd uit.
“Oh Opdrachtgever, wat heb je een grote computer!”
“Dat is om meer werk te kunnen doen.”
“Oh Opdrachtgever, wat ben je druk”
“Dat is om hogere targets te realiseren!”
“Oh Opdrachtgever, wat krijg jij veel emails”
“Dat is om jou beter te kunnen bespelen!”
“Oh Opdrachtgever, wat heb je een vreselijke call to action”
“Dat is om jou beter op te kunnen vreten!” Nauwelijks had Hebzucht dat gezegd, of hij sprong achter zijn computer vandaan en verslond de arme Roodjasje in één hap.
“Oh, Opdrachtgever, wat heb je een vreselijke call to action!”
Toen Hebzucht zijn honger had gestild, ging hij weer heerlijk achter de computer zitten. Hij werd slaperig van zijn volle buik en begon heel hard te snurken. Toen kwam net Helderheid voorbij en die dacht:
“Wat ronkt die Opdrachtgever hard. Ik zal eens kijken of hem wat mankeert”. Hij kwam in het kantoor en toe hij naar de computer liep zag hij dat Hebzucht er achter zat.
“Vind ik je hier, ouwe boosdoener”, zei hij.
“Ik heb lang naar je gezocht”. Hij wilde schieten met zijn geweer, maar toen bedacht hij zich ineens dat Hebzucht de Opdrachtgever misschien had verslonden en dat hij nog te redden was.
Hij schoot niet, maar begon met een schaar de buik van de slapende Hebzucht open te knippen. Na een paar knippen zag hij een rood jasje glimmen en na nog een paar knippen sprong de zelfstandige professional er uit en riep: “O, wat ben ik bang geweest. Wat was het donker, in de buik van Hebzucht!” Toen kwam de Opdrachtgever ook nog levend tevoorschijn, al kon hij haast niet meer ademen. Roodjasje haalde snel een paar grote kille stenen, die ze in de buik van Hebzucht stopten. Toen hij wakker werd, wilde Hebzucht wegspringen, maar de stenen waren zo zwaar dat hij onmiddellijk viel en dood was.
Nu waren ze alledrie blij. Helderheid stroopte de pels van Hebzucht af en trok daarmee naar huis. Opdrachtgever kreeg het goede idee en genoot van de inspiratie die Roodjasje had meegebracht, die maakte hem weer gezond. Maar Roodjasje dacht: “Zolang ik leef, zal ik nooit meer alleen van het pad afgaan en de grote stad inlopen, wanneer mijn intuïtie me gezegd heeft om op het pad te blijven.”
Zolang ik leef, zal ik nooit meer alleen van het pad afgaan, wanneer mijn intuïtie me gezegd heeft om op het pad te blijven.
Geef een reactie