Vroeger werkte ik jarenlang voor verschillende grote organisaties, sinds een aantal jaren ben ik zelf een klein bedrijf. Dat zorgt dat je heel anders tegen klanten aankijkt en ook tegen het begrip ‘klantgericht werken’. In een groot bedrijf is het een belangrijk thema, in een klein bedrijf eigenlijk helemaal niet. Je klant is immers dichtbij, die zie je elke dag. Je klant is in een klein bedrijf je boterham, het beleg en als het goed met je gaat ook dat porseleinen bord en zilveren bestek waarmee je eet.
In een groot bedrijf is je klant veel minder dichtbij. Daar zijn het vooral je collega’s en je manager waar je dagelijks mee te maken hebt. Het gevolg? Je werkt minder snel klant-gericht en meer baas-gericht. Toch weet iedereen dat dat niet de bedoeling is. Dan wordt ‘klantgericht werken’ een thema waar je bewust aandacht aan moet besteden. Hoe zorg je er voor dat de klant toch voldoende aandacht krijgt in een baas-gerichte organisatie? Hoe zorg je ervoor dat je organisatie uiteindelijk is gelinkt aan je klant en acteert naar de wensen van een klant? Daarvoor zijn honderden manieren. Grote reorganisaties, slimme beloningssystemen, scherpe prestatie-indicatoren, of een cultuur waar klantgericht werken in de genen zit. Werk je in een grote organisatie, dan is klantgericht werken zeker geen vanzelfsprekendheid. Het is iets waar je moeite voor moet doen, wat je moet organiseren.
Zoals veel kinderen tijdens hun groei naar volwassenheid hun spontaniteit of bijzondere vragen kwijtraken, zo raken ook organisaties zaken kwijt tijdens hun groei. Zoals de vanzelfsprekendheid van klantgericht werken die kleine bedrijven nog wel hebben. Als je kinderen onbekommerd ziet spelen, zou je soms willen dat ze nooit groot worden. Als je organisaties ziet worstelen met klantgerichtheid denk je hetzelfde: konden ze maar altijd klein blijven!