“Met dit team gaan we het echt niet redden!” De uitroep is ferm, de sombere blik onderstreept het naderend onheil nog eens extra. De discussies zijn verhit. Komende weekeinde heeft het eerste team van onze sportclub drie belangrijke wedstrijden in de zomeravond-competitie. Het team draait redelijk. Komend weekeinde wordt essentieel: dan is de finale met drie beslissende wedstrijden. Weten ze die te winnen, dan zijn ze kampioen. Maar helaas is het nog lang niet zo ver.
Verwijtende blikken
Vanwege de vakantieperiode zijn er verschillende spelers niet aanwezig. Bovendien zijn we de beste spelers het weekeinde kwijt vanwege interlands die ze moeten spelen. Hoe moet het nu? Er wordt gemopperd over het ‘commitment’ van de spelers (“wie gaat er nou in zo’n belangrijke periode op vakantie”) en onderling begint de eerste wrevel te ontstaan, die zich uit tijdens de wedstrijden. Verwijtende blikken vliegen over het veld.
In plaats van door te praten over de problemen van het team zelf, vraag ik naar de tegenstanders van de vrijdagavond-wedstrijd. Hoe zit het daar mee? “Dat is een razend sterk team met veel budget. Wel stom dat ze gisteren niet zijn komen opdagen in de competitie. Ze konden blijkbaar geen team bij elkaar krijgen.” Ik vraag door naar de tegenstanders van de zaterdag. “Die hebben het helemaal lastig. Ze zijn ook flink wat internationals kwijt vanwege de interland en ook vakanties zijn daar een probleem. De laatste wedstrijd hebben ze zelfs met zeven jeugdspelers gestaan”, zo is het commentaar.
Problemen bij de tegenstanders
“Dus zo gek doen wij het helemaal niet”, probeer ik voorzichtig. Ik zie de aarzelende blikken om me heen. De sfeer van mopperen-op-de-jongens-van-het-eerste wordt doorbroken. Plots breekt het besef door dat winnen niet alleen aan ons ligt, maar net zo goed aan de tegenstanders. Ons team hoeft niet onoverwinnelijk te zijn om deze wedstrijd te winnen. Wij hebben onze zwakke plekken, maar de tegenstanders hebben die net zo goed. Ook zij kampen met een gebrek aan goede spelers, ook zij moeten improviseren, ook zij balen dat ze niet met een topteam kunnen spelen. Ook zij hebben jongens die van hun baas alleen in deze weken vrij krijgen en die dus op vakantie zijn.
“Onze belangrijkste tegenstanders hebben op papier al een wedstrijd verloren, omdat ze niet op zijn komen dagen”, zo bedenkt de eerste. “En die club van zaterdag zal tegen ons opnieuw met jeugdspelers moeten komen”, zo weet een tweede. De derde verzint een plan: “Als wij die ervaren ex-speler nou eens vragen of hij komend weekeinde toch wil spelen? Dat doet hij vast en hebben we een flinke versterking!”
Ook jouw team is niet perfect
Wat er bij ons sportteam gebeurt, zie ik vaak ook in organisaties. Iedereen heeft een beeld van het perfecte bedrijf, de perfecte afdeling, de beste medewerkers. Niets is makkelijker dan te signaleren dat jouw organisatie, afdeling of medewerkers niet perfect zijn. Dan is het makkelijk om de conclusie te trekken “dat gaat nooit lukken” en om bij de pakken neer te gaan zitten. Imperfectie wordt dan een makkelijk excuus om niet aan de slag te gaan, niet je best te hoeven doen, je nek niet uit te steken, niet te excelleren.
Zo word je toch kampioen
Maar bekijk het eens anders, ook in je werk. Besef dat jouw tegenstanders kampen met dezelfde problemen. Ook zij zijn geen perfect bedrijf, hebben geen perfecte afdelingen of medewerkers. Ook bij hen gaan zaken mis. Kijk je met die bril, dan stop je met navelstaren. Dan ga je echt naar buiten kijken. Dan zie je niet alleen de beperkingen, maar ook de kansen. Dan zie je wat er mogelijk is, hoe je wel kunt excelleren. Dan zie je hoe jij, met je gebrekkige team, toch kampioen kunt worden!
Geef een reactie