Vroeger op school deed ik altijd hard m’n best… om een zeventje te halen. Nu was zo’n cijfer vrij makkelijk te halen, dus eerlijk gezegd hoefde ik er nooit echt hard voor te werken. De ‘magische zeven’ compenseerde onvoldoendes en gaf toegang tot een mooie toekomst. Langzamerhand begon de waarde van het zeventje in m’n leven te veranderen. Tegen het einde van m’n studie kon ik me steeds meer toeleggen op wat ik echt leuk vond. Een zeven werd toen een mager resultaat en ik ging steeds harder werken om echt wat goeds neer te zetten. M’n ambitie verschoof van een zeven naar een acht of hoger.
Als zelfstandig ondernemer ligt de lat nu nog hoger. Ik wil geen middelmaat leveren, maar echt goed zijn in m’n vak. Ik ga nu voor de negen! Voor een zakelijk succesvolle toekomst is het zeventje allang niet meer genoeg. Toch zijn lang niet alle organisaties zich hier van bewust. Nog te vaak zie ik bedrijven die tevreden zijn met een zeventje, met een klanttevredenheid van 80% of met een NPS score van rond de 5%. Zulke organisaties lopen een groot risico.
In steeds meer industrieën is de concurrentie zwaar. Wereldwijde aanbieders dingen naar de gunsten van jouw klant. Een zeventje is dan niet meer genoeg om je te onderscheiden. Je moet minimaal een negen zijn om klanten te trekken. Is dat moeilijk? Ja en nee. Er is namelijk ook goed nieuws: om een topper te zijn, hoef je niet alles goed te kunnen.
Kijk maar eens naar een topsporter: die kan veel, maar lang niet alles. Een voetballer hoeft niet gracieus te kunnen dansen, een sprinter hoeft geen marathon te lopen. Hetzelfde geldt voor bedrijven. Juist de wereldwijde globalisering biedt enorme kansen voor specialismes. Een mooi voorbeeld vind ik Apple. Het bedrijf is sterk in ontwerp en design en scoort daarin absoluut een negen. In klantenservice of distributie zijn ze echter een zeventje en produktie wordt zelfs geheel uitbesteed. Toch is dit voldoende om een grote schare fans op te bouwen.
Een topsporter is continu bezig om nog beter te worden in z’n specialisme. Alleen zo kan hij de wedstrijd winnen. Maar hoe gaat jouw organisatie hier mee om? Op welke onderdelen moet jij uitblinken om voor jouw klant een wereldkampioen te zijn? Is je organisatie een sprinter of een marathonloper? Of probeer je tevergeefs beide en word je uitgeschakeld door concurrenten die zich wél specialiseren en harder kunnen sprinten of een betere marathon lopen?
Vroeger op school moest je voor alle vakken een voldoende halen, nu hoeft dat niet meer. Je bent vrij om je toe te leggen en je talenten te ontwikkelen. Klantgericht werken vraagt om topprestaties en die kun je alleen leveren als je kiest. Waar ligt jouw negen? En welke zesjes laat je liever door een ander uitvoeren? Als je niet kiest, eindig je als een sprintende marathonloper die keihard traint terwijl anderen er met de prijzen vandoor gaan. Tragisch.