Er was eens een vrouw; de mensen kenden haar als Loes. Loes wist hoe het moest. Dat wilde ze graag aan alle andere mensen vertellen, zodat de andere mensen het niet langer verkeerd zouden doen, maar ook allemaal zouden weten hoe het moest. Zo wilde Loes de wereld verbeteren.
Vol ambitie trok Loes rond door de wereld, en overal vertelde ze hoe het moest. Sommige mensen vonden Loes heel interessant, en luisterden aandachtig. Dan gingen ze het ook doen, zoals het volgens Loes moest. Andere mensen haalden achteloos hun schouders op, en ging door met hoe ze het altijd al deden. Soms werd er iemand boos op Loes: wie was die Loes wel, dat ze wilde vertellen hoe het moest? Dat wisten ze best zelf. Dan legde Loes uit hoe ze vroeger zelf altijd zorgen en problemen had. Maar nu nooit meer. Omdat ze nu wist hoe het moest. Vaak raakten ook de boze mensen dan onder de indruk, en luisterden ze stiekem toch naar Loes.
Het was een zonnige voorjaarsdag, en verrassend warm voor de tijd van het jaar. Loes had hard gewerkt. Nu wandelde ze door het bos op zoek naar nieuwe mensen om te vertellen hoe het moest. Ze voelde dat ze moe was geworden, en ging zitten tegen een boom. Ze voelde de harde boomstam prikken in haar rug. Dat zat niet lekker. Daarom schoof ze onderuit, in het zachte gras onder de boom. De zon prikte in haar ogen en ze deed eventjes haar ogen dicht. Heel eventjes maar.
Opeens hoorde Loes een luide stem:
“Wat ben je aan het doen?” Ze schrok op en stamelde:
“Ik ben Loes en ik weet hoe het moet!” Ze keek om zich heen maar ze zag niets. Weer hoorde ze de stem:
“Waarom weet jij hoe het moet?” Loes vertelde:
“Vroeger wist ik ook niet hoe het moest. Ik had altijd zorgen en problemen. Maar nu nooit meer. Omdat ik nu weet hoe het moet.” Maar de stem was niet tevreden:
“Hoe weet jij dat dan?” Loes was verbaasd. Meestal vroegen de mensen niet zoveel verder. Als ze hoorden dat Loes wist hoe het moest, dan wilden ze meestal alleen nog maar weten hoe zei dat ook konden doen. Maar deze stem wilde meer weten. Loes zocht even naar woorden, toen legde ze het uit:
“Ik weet hoe het moet, omdat ik veel in mezelf heb geïnvesteerd. Ik heb overal trainingen gevolgd, bij mensen die wisten hoe het moest. En nu weet ik ook hoe het moet. Zo zit het.” Maar de stem was nog steeds niet tevreden:
“En hoe wisten die andere mensen, waar jij het leerde, dan hoe het moest?” Loes was even stil. Daar had ze nog niet over gedacht. Toen zei ze:
“Ik denk, omdat die andere mensen het ook weer hebben geleerd, van iemand die wist hoe het moest.” Maar het klonk niet echt overtuigend. Ze voelde dat er ergens iets niet klopte in haar verhaal. Maar waar? Gelukkig vroeg de stem niet meer verder. Sterker nog: er was helemaal geen stem meer.
Verbaasd ging Loes rechtop zitten en ze keek om zich heen. Waar kwam die stem eigenlijk vandaan? Met wie had ze gepraat? Ze zag de dikke boom en het platte gras waar ze net nog had gelegen. Maar er was niemand te zien. Loes haalde haar schouders op en sprong overeind. Ze kon hier niet langer liggen luieren, ze moest aan het werk. Er waren nog zoveel mensen die niet wisten hoe het moest.
Terwijl ze naar de rand van het bos wandelde, moest ze opeens weer denken aan de vragen van de stem. Ze kreeg een onrustig gevoel in haar buik. Wat een rare vragen, en wat een rare stem. Die moest ze maar snel vergeten. In de verte zag ze een groepje mensen staan. Wisten die al wel hoe het moest? Ze versnelde haar pas, om met de mensen te gaan praten. Toen ze dichterbij kwam, zag ze het direct: deze mensen wisten helemaal nog niet hoe het moest. Ze deden het helemaal verkeerd! Daar moest ze snel wat aan doen. Toch aarzelde ze. Wat was dat nu? Dat had ze nog nooit gehad. Waarom twijfelde ze opeens? De mensen waren druk geweest met hun werk, maar nu keken ze op van hun werk. En ze keken naar Loes. Allemaal tegelijk.
Vroeger was dit altijd het moment geweest waarop Loes haar verhaal was begonnen. Maar nu zei ze niets. Ze keek alleen maar terug naar de mensen. Die haalden hun schouders op, en ging door met hun werk. Precies zoals ze het altijd hadden gedaan. Zoals het helemaal niet moest! Maar Loes zei niets. Ze draaide zich om en liep snel weg.
Toen de mensen haar niet meer konden zien, plofte Loes onder een boom neer. Ze streek het zweet van haar gezicht en dacht na. Wat was dit? Waarom was ze niet met de mensen gaan praten? Nu deden ze het helemaal verkeerd, zoals het helemaal niet moest. Loes staarde wat voor zich uit. Ze wist het opeens niet meer. Haar werk, de mensen, hoe het allemaal moest. Had het eigenlijk wel zin?
Opeens hoorde Loes een zacht geluid. Van achter de struiken kwam een klein meisje tevoorschijn, in een mooie witte jurk met kanten randjes. Loes moest aan Alice in Wonderland denken, in haar hoofd had de Alice uit de boeken er altijd ongeveer zo uitgezien. Maar dit meisje was geen Alice:
“Hallo, ik ben Lies!” zei het meisje beslist. Ze klonk alsof ze precies wist wat ze wilde en sprak verrassend zeker van zichzelf. Loes keek haar aan:
“Dag, ik ben Loes”, zei ze alleen maar. Ze zei er niet meer bij dat ze de Loes was, die wist hoe het moest. Want daar was ze immers niet meer zeker van.
“Wat doe je hier?” vroeg Lies. Loes dacht even na:
“Ik denk na”, antwoorde ze toen eenvoudig. Lies knikte.
“Dat kan hier goed, nadenken. Dat doe ik hier ook vaak.” Nu werd Loes nieuwsgierig:
“Zo, waar denk jij dan over na, Lies”, vroeg ze aan het meisje. Lies antwoordde:
“Als ik even niet meer weet hoe het moet, dan ga ik hier zitten. En dan denk ik er over na.” Loes was benieuwd:
“En daarna weet je weer hoe het moet?”
“Welnee!” lachte Lies. “Je leert niet hoe het moet, door onder een boom te zitten en na te denken. Daar doe ik het niet om. Als ik hier ga zitten nadenken, verandert er eigenlijk nooit iets.” Loes was stomverbaasd:
“Maar waarom ga je hier dan zitten nadenken?” wilde ze weten.
“Omdat het lekker is!” antwoordde Lies op haar eigenwijze toon. Loes knikte. Ze moest het meisje daarin gelijk geven. Het was prettig om hier te zitten en na te denken, als je even niet meer wist hoe het moest. Ook als je het daarna nog steeds niet wist. Dat maakte dan eigenlijk niet meer zoveel uit.
Opeens sprong Loes overeind. Ze kon hier niet langer blijven zitten. Ze wilde weer verder, aan de slag.
“Bedankt Lies”, zei ze tegen het meisje. “Ik ga weer aan het werk.”
“Dag Loes!” zei het meisje eenvoudig. Na een paar passen wilde Loes zich omdraaien, om naar het kind te zwaaien, maar ze zag alleen een boom, met een paar struiken. Het kind was nergens meer te zien.
Toen ze een klein stukje had gelopen, zag ze langs de kant van de weg een oude boerenvrouw staan. De vrouw sprak haar aan:
“Kun je me misschien even helpen? Ik kom er niet helemaal uit”, mompelde de vrouw.
“Wat is er dan?” vroeg Loes.
“Ik heb geen idee hoe dit moet!” zei de vrouw alleen maar. Loes keek eens goed: dit kon ze eenvoudig oplossen. Snel vertelde ze de vrouw hoe het moest. Terwijl ze aan het praten was, zag ze een lach op het gezicht van de oude vrouw verschijnen:
“Oh, nu snap ik het!” zei de vrouw. “Ik ben ook maar een oud mens, ik wist gewoon niet hoe dat moest.” Loes lachte nog een keer naar de vrouw:
“Dat geeft niks, er zijn veel mensen die niet weten hoe dat moet.” antwoordde Loes eenvoudig. “Daar help ik je graag bij”. De vrouw knikte dankbaar:
“Geweldig bedankt voor je hulp. Dit was me zonder jou nooit gelukt!” toen draaide de vrouw zich om en ze liep weg.
Loes keek haar na. Opeens wist ze het. Ze was Loes. Loes, die wist hoe het moest. Ze hoefde dat niet overal te vertellen. Ze hoefde zelfs niet zelf altijd precies te weten hoe het moest. Soms wist ze het, en soms ook even niet. Maar dat maakte niet uit. Zolang ze mensen zoals de oude vrouw kon helpen. Daar ging het om. Dat was belangrijker, dan al het andere. Opgewekt liep ze verder. Ze voelde de zon schijnen, de bomen ruisten rustig in de wind. Het was alsof ze een lied zongen. Het lied van Loes, Loes die wist hoe het moest.
Nicole zegt
Komisch. Groeten van Nicole die weet hoe het moet.
Ellen de Lange-Ros zegt
Haha, ja we zijn allemaal wel eens die Loes-die-weet-hoe-het-moet, maar dat soms ook even helemaal kwijt zijn. Mooi om te weten dat er ook een Nicole-die-weet-hoe-het-moet is. 🙂